Tijdens de zwangerschap bepalen we met onze handen en de centimeter de groei van de baby. De groei-echo (meestal pas vanaf 28 weken) geeft ons aanvullende informatie en is vooral bedoeld om een extra maat te krijgen naast onze handen. Die extra informatie helpt ons om in te schatten of het kindje te weinig groeit of juist te hard. Met groeien bedoelen we niet de lengte, maar het gewicht. We meten het hoofd, de buikomvang en de lengte van het botje van het bovenbeen van het kind. Bovendien kijken we naar de hoeveelheid vruchtwater die rondom het kindje zit en naar de placenta. De metingen worden verwerkt in een groeicurve, deze geeft ook een schatting van het gewicht van het kindje op dat moment. Let wel: dit is een schatting! Vaak doen we meerdere groei-echo’s om te kijken of het kindje de lijn van de curve blijft volgen. Als een kindje in groei achterblijft zal vervolg onderzoek nodig zijn en het zorgplan opnieuw worden afgestemd.
Het standaard aanbieden van twee groei-echo’s aan iedere zwangere (dus als er geen reden voor is) in de laatste drie maanden van de zwangerschap aan vrouwen in zorg bij verloskundigenpraktijken leidt niet tot betere gezondheidsuitkomsten voor de baby. Het is voldoende om groei-echo’s alleen aan te bieden als de verloskundige (of gynaecoloog) hiervoor een medische reden ziet.
De verzekeraar vergoedt twee groei-echo’s. Is er een medische reden om meer groei-echo’s te maken, dan hoef je die niet zelf te betalen.